Isrealisme

Er is geen oorlog die zoveel ophef veroorzaakt als die tussen Israël en Hamas. Over wat er tussen Rusland en Oekraïne gebeurt wordt (politiek) beschouwend gesproken. Over de drugsoorlogen in bijvoorbeeld Mexico, Colombia en tal van andere landen, waarvan de gevolgen verder doordringen dan we ons realiseren wordt alleen verslag gedaan als het bloed weer even de spuigaten uit gutst. Over het bloedvergieten in Sudan en met name Darfur wordt bijna niet gesproken. Waarschijnlijk omdat er verder toch niets te halen valt. 

Maar over de oorlog tussen Israël en Hamas wordt wereldwijd oordelend gesproken. En zo oordelend dat het al gauw in de hoek van antisemitisme terecht komt. Ik zeg hoek, maar antisemitisme kun je feitelijk niet maar een hoek noemen. Het is wereldwijd aanwezig. Het is hardnekkiger aanwezig dan onkruid, dat, terwijl je dacht het uitgeroeid te hebben, toch overal weer opkomt. En zo’n oorlog is dan een extra voedingsbron om het antisemitisme nog sneller te laten opkomen dan de wonderboom bij de profeet Jona. 

De bevooroordeelde meningen over met name Israël, die als je niet uitkijkt al gauw werken als een brandende lucifer boven een tank aceton, komen in de volle breedte van de samenleving voor. Dus ook in de kerken. Dus, dominee’s, zeg er maar niets over. Dus, kerkganger, vraag er maar niet naar. Dus, christelijke gemeente, zing maar geen Psalmen meer. Dus, voorgangers, lees maar geen teksten uit het Oude Testament. Dus, samenleving, steek je rode, van verontwaardiging verhitte kop maar in het zand. Om beide metaforen maar bij elkaar te brengen, dan zit je al aardig dichtbij het onkruid van het antisemitisme dat de ontvlambaarheid heeft van aceton.

Goed en wel, wat wil ik nou eigenlijk zeggen? Moet ik wel wat zeggen? Is het nodig wat te zeggen? Ik kom er toe wat te zeggen, ten eerste, omdat iemand daarover concreet de vraag stelde in hoeverre we tijdens de erediensten oorlogen als die tussen Rusland en Oekraïne en Israël en Hamas aan de orde kunnen brengen? En in hoeverre mag je daar dan mening vormend over (s)preken?  In een al wat ouder krantenartikel, en dat dan ten tweede, las ik onder andere: Israël is theologisch een mijnenveld (alleen al die woordkeuze!). En: de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) (…) moet af van de specifieke plek voor Israël in haar theologische denken. In mijn gedachten komt nog iets op. Om Sions wil zal ik niet zwijgen. Dat dus ten derde, wat eigenlijk als eerste moet staan, waarom ik er toe kom iets te zeggen. 

In hoeverre kunnen we tijdens de erediensten oorlogen als die tussen Rusland en Oekraïne en Israël en Hamas aan de orde brengen? En in hoeverre mag je daar dan mening vormend over (s)preken?

Een kort antwoord: In zoverre we er geloofsvormend over kunnen spreken. Belicht vanuit Gods Woord, bijvoorbeeld Jesaja 1, 16-17. Ja, daar is weer zo’n Oud Testamentische, dus joodse tekst, die ook vormend is voor ons christelijke geloof. Het Isrealisme daarvan is, dat de oude woorden van en aan Israël, niets aan actualiteit verliezen voor ons geloof en voor onze wereld die hunkert naar vrede en gerechtigheid. Jood, christen, moslim, of welk geloof je ook praktiseert, doet daarbij niet terzake.  

Israël is theologisch een mijnenveld. De Protestantse Kerk in Nederland (PKN) (…) moet af van de specifieke plek voor Israël in haar theologische denken. 

De theologen in kwestie die dit naar voren brengen wijzen erop dat de verwoording ‘onopgeefbaar verbonden met Israël (Kerkorde PKN, artikel I-7), suggereert dat er een onderlinge afhankelijkheid is, die er niet (meer) is. Ik had van deze ‘dienaren van het woord/ Woord’ beter verwacht. Onopgeefbare verbondenheid wordt verkwanselt tot onderlinge afhankelijkheid. Het zet de hele zaak scheef. En op de helling. Het mag zo zijn dat het christendom uit het jodendom is voortgekomen, maar geen voortzetting ervan is, zoals collega Offringa stelt, maar voortzetting of niet, de onopgeefbare verbondenheid is er in Jezus Christus. Zijn naam zegt het al. Jezus, joods. Christus, latijn, wat ten tijde van Jezus stond voor de rest van de wereld. Zijn kruisbeeld drukt het pijnlijk duidelijk uit. Wijd uitgespreide armen. Waarbij je, ziende op de armen links en rechts vastgenageld, metaforisch kunt spreken van een ‘onopgeefbare’ verbondenheid. De wereld vandaag laat zien hoe pijnlijk die verbondenheid blijkbaar is. Het Isrealisme hiervan is dat Israël net zozeer als de Palestijnen, Russen net zozeer als Oekraïners etc., ten diepste niet van hun verbondenheid in Christus kunnen worden losgezongen. Of men dat nou erkent, gelooft, anders gelooft of niet gelooft. 

Omwille van Sion zal ik niet zwijgen.

Het is wijsheid om te wachten met spreken, zegt Jakobus in zijn gelijknamige brief. Maar dat is wat anders dan niet spreken. Er gebeuren dingen in de wereld waarbij moed en kracht nodig is om niet te snel tot spreken te komen. Ons spreekwoord zegt het zo: Spreken is zilver, zwijgen is goud. Maar dat wil niet zeggen dat het maar beter is om altijd je mond te houden. Er zijn tijden, dan moet er gesproken worden. Er breken momenten aan dat we niet langer kunnen zwijgen. Dat we dus ook in de kerk onze mond moeten opendoen. Toen het antisemitisme zijn monsterlijke kop opstak tijdens de regering van Artaxerxes (Ahasveros) in de persoon van Haman die alle joden wilde laten doden (waar hebben we dat meer gehoord?), zegt Mordechai tegen zijn beeldschone nicht Ester, die één van de bijvrouwen van de koning is, dat ze haar mond open moet doen en haar positie moet gebruiken bij de koning om groot onrecht te voorkomen. Ze moet zich maar niet inbeelden dat zij, omdat ze in het koninklijk paleis woont, als enige joodse zal ontsnappen aan de jodenvervolging en jodenmoord die Haman in gang zet. Hier en nu toegepast zou je de woorden van Jesaja ook zo kunnen uitspreken: om de lieve vrede wil zal ik spreken. 

Wij horen wachters op de muren van Jeruzalem (lett. stad van de vrede) te zijn. Wachters die nooit zullen zwijgen, dag noch nacht (Jes. 62, 6), totdat vrede en gerechtigheid werkelijkheid worden in onze wereld. Isrealisme is dat we als kinderen van de Ene, de God van Abraham en de vele volken die uit hem zijn voortgekomen, en die in Christus de volken bijeen brengt, om Sions wil, om de lieve vrede wil niet zullen zwijgen. Want we moeten ons maar niet inbeelden dat wij zomaar aan het grote en gruwelijke gevaar van antisemitisme zullen ontkomen.  

En dan ten slotte nog even terug naar Mordechai en Offringa. Mordechai zegt nog iets heel wezenlijks tegen Ester. Als jij nu zwijgt, nu het moment daar is, komt er van een andere kant wel uitkomst en redding voor de joden (Ester 4, 14). Offringa ziet in het christendom geen voortzetting van het jodendom. Als dan toch maar dit als voortzetting gezien wordt, dat God zijn heilswerk voortzet. Van een andere kant. Is niet in die zin in Christus het werk van God (ook) voortgezet? Dat is realisme van de God van Israël, die in Christus ook onze – daarbij wil ik niemand uitsluiten – God en Vader is. Waarom zouden die woorden van Mordechai vandaag niet meer gelden? 

Hoor, zie, kom

Bij de afbeelding

De afbeelding is opgebouwd uit drie foto’s. De lichtsporen van beneden naar boven in de nacht zijn van raketten, afgevuurd vanuit Gaza, gericht op Israël. De drie kinderen zijn verweesde kinderen op de puinhopen van Gaza, platgebombardeerd door Israël. In het midden van alle oorlog en geweld – het gaat hierbij niet om Israël en Palestijnen alleen – staat een lege kribbe.

Bij het gedicht

Rama, genoemd in het gedicht (hieronder), is de associatie met Israël in de eerste plaats, maar vervolgens ook met alle plaatsen waar vele zonen en dochters sterven omwille van de machtswellust van enkelen, of om die reden waken met een zekere dood voor ogen. 

De eerste twee regels verwijzen naar de profetie van Jeremia in hoofdstuk 31, 15, en het Evangelie van Matteüs, hoofdstuk 2, 18 waar vanwege de kindermoord te Bethlehem na de geboorte van Jezus de profetie uit Jeremia op vreselijke wijze waarheid wordt. De laatste regel is een verwijzing naar Nun kommt der Heiden Heiland, van Maarten Luther, vertaald door Jan Willem Schulte Nordholt.

Hoor, zie, kom

Hoor,
een klage klinkt in Rama –
moeders om hun kroost;
gehuil gaat op in Gaza –
kinderen, ongetroost.

Zie,
omgeploegde oorlogsvelden,
aan de hemel vonkend vuur.
in de grond gezaaid de helden,
dood,
of wakend wachtend op hun uur.

God,
zie en hoor het godgeklaagde,
zend uw Licht in deze nacht.
Troost ons ook in onze dagen,
kom tot ons, uw wereld wacht.


© jd/23-12

Functie later

Zou het een vorm van gerechtigheid zijn? Zou het een twist of fate zijn? Of zou het op een hoger plan liggen? Humor uit de hoge? Geen sarcasme uit de Tweede kamer, maar ironie uit de Bovenkamer? Functie elders. Onlangs, in een preek, had ik het naar voren gebracht. Toen David ter sprake kwam. Die door koning Saul eerst gedoogd werd. Maar die uiteindelijk liever een functie voor de herdersjongen elders zag. Liefst over de grens. In de gedachten van Saul, dood dus (zie bijv. 1 Samuël 21 en 27).

De term die voor Pieter Omtzigt werd gebruikt bleef daarna door mijn hoofd spelen. Totdat ik glashelder nog enkele parallellen zag met David en Saul. De laatste moet als koning vertrekken, want op een hoger plan was anders besloten. David moest koning worden. De term ‘functie elders’ van Saul aan zijn adres had anders moeten luiden. Functie later!

Functie later. Pieter Omtzigt doet mee aan de verkiezingen. En hij heeft zelfs een gerede kans om met zijn partij ‘Nieuw Sociaal Contract’ de grootste partij van politiek Nederland te worden. Met meer zetels dan het CDA – de partij die Pieter zoals eens Saul David liet vallen – ooit heeft kunnen veroveren.

Waar is Mark Rutte? Functie elders. Zelf ervoor gekozen, dat mag waar zijn, maar toch. Waar is Wopke Hoekstra. Functie elders. Zelf voor gekozen? Of aangevoeld aan het politiek vertroebelde water? Hugo de Jonge? Functie elders? In ieder geval geen lijsttrekker. Dat zou – zei hij – niet logisch zijn. Nee, na de Coronadeceptie (mijn eigen opvatting) en na zijn huidige post van Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening doet hij zelf de deur dicht, van een ruimte die maar geen woning wilde worden. Misschien uiteindelijk ook wel de deur naar de Kamer met de 150 stoelen, waar straks het CDA van de ooit 28, na de verkiezingen nog maar hooguit 5 zetels warm mag houden. En dat laatste is dan nog een hele optimistische schatting, vermoed ik. Waar blijft Kajsa Ollongren? Je weet wel, die hooggelaarsde dame die kiesgerechtigd Nederland ‘onbedoeld’ openlijk informeerde over de plek die men Pieter Omtzigt bij de vorming van Rutte IV toedacht. Voor haar een functie elders? Ze heeft sowieso bedankt voor de positie van lijsttrekker. 

Is er ook zoiets als een ideologische parallel te trekken tussen Saul, David en Omtzigt? De geschiedenis zal het leren. Vooralsnog komt Pieter Omtzigt zonder bravoure en integer op voor recht en gerechtigheid. Voor vernieuwing van besturen en regeren die niet draait om politiek succes, maar om dienstbaar zijn aan het volk dat kiest. Om dienstbaar te zijn aan de kleinen, de minsten en de minderheden in de samenleving (neem bijv. de toeslagenaffaire) voor wie een overheid niet mag, maar moet opkomen. De functie elders wordt de functie later. Zoals God David had toegedacht. 

Zou er ook een parallel van Omtzigt naar Salomo te trekken zijn? Ik bid hem het toe. Wat ook uit de verkiezingen komt, wijsheid, veel wijsheid, Pieter! Je zult het hard nodig hebben met een volkje dat – net zoals Davids volk – zo hardnekkig hardleers, ongekend onverzadigbaar en wisselijk wispelturig is. Zo’n volk krijgt doorgaans dan ook de leiders die het verdient. Wie weet wordt Omtzigt de uitzondering op die regel. Het zou geen gerechtigheid zijn. Wel genade. Wat in ware zin ‘gein van God‘ is.  

Oud en vitaal

Ik ben inmiddels 63 jaar. Toen mijn vader zo oud was, werkte hij al niet meer. VUT heette de prepensioenjaren. In mijn ogen was hij toen ‘oud’. Maar terugkijkend zat er nog voldoende fut in de Vutter. Als ik naar mijzelf kijk, vraag ik mij af of mijn fut-niveau van dezelfde orde is als dat van mijn vader toen. Bij het opstaan betwijfel ik dat. Maar als ik tijdens een vakantie een rondje op de mountainbike doe met mijn schoonzoon, in de Ardennen, door het Velebitgebergte, of thuis in het Kuinerbos, dan denk ik vaak, ‘Hé pa, dat deed jij niet op mijn leeftijd.’ Desondanks moet ik toegeven dat het wel minder wordt met mijn fut. Er moet zelfs dagelijks al een doseerdoosje met pillen aan te pas komen om mij op gang te brengen/ houden.

Toen ik mij vanmorgen na het pillenmenu langzaam op gang trok bij een kop nierthee, die samen met de pillen vast onderdeel uitmaakt van mijn dagritme, dacht ik na over de kerk. Hoe vitaal is zij? Zij is bijna 63 in het kwadraat (als ik vanaf Melchisedek – Genesis 14 – reken). En dat is haar aan te zien ook. Of ik nu naar de heilige mis ga in een naburige kerk op mijn vakantieadres, een gastbeurt heb tijdens een studieweek in Roemenië in een MRE-kerk, of voorga in één van de vele PKN-kerken, het valt op.

Meer lege dan volle kerken. Meer grijze, kale en nep-blonde hoofden, dan authentiek blond-, zwart-, rood- of bruinharige. Meer ouderen die de gemeentezang klagen, dan jongeren die de gemeentezang dragen. Misschien dat wel tachtig procent, net als ik, van het doseerdoosje pillen moet snoepen om op gang te komen, en om ook nog eens de kerkgang erin te houden. En laten de volle kerken met veel kinderen en jongeren zich nu maar niet rijk rekenen, want wat daar tijdens de preek gesnoept moet worden om de gang naar het einde van de dienst mee te maken draagt King-size bij aan de vitaliteit van snoepgoedgiganten als van Melle, Haribo en de pepermuntfabrieken, maar niet aan die van de kerk.

En dan hebben we het nog niet eens over de nood onder de predikanten bij wie de fut eruit is, de bedroevend lage aanwas aan jonge predikanten en over het aantal mensen dat geen verantwoordelijkheid (meer) wil nemen, middels een ambt of taak. Dus hoe vitaal is de kerk eigenlijk?

Daarover kunnen we heel lang somberen. En we kunnen nog veel meer symptomen aanvoeren die tot de conclusie leiden dat de kerk oud en der dagen zat is. Op dat spoor zit ik ook. Of beter, zat ik. Want toen ik de opengeslagen Bijbel op mijn bureau zag liggen, besefte ik dat we aan de verkeerde kant beginnen. We houden het veel te menselijk. Dat is logisch, maar niet als het om de kerk gaat.

De vitaliteit van de kerk is namelijk niet af te meten aan onze kerkgang en betrokkenheid, aan het aantal ouderen en het gebrek aan jongeren, aan tekorten onder voorgangers en aan mensen die een ambt of taak willen vervullen, aan het aantal bezoekers en hun kleur haar. De kerk is zo vitaal als het Woord van God. Dat een vitaliteit heeft die zo groot is, zo krachtig is, zo sterk is, dat het zelfs doden tot leven brengt. En in die Geest gaat het Woord verder. Hoe oud ook, zo nieuw ook. Altijd krachtig! Eeuwig vitaal! Zo krachtig en vitaal dat het altijd Pasen en Pinksteren tegelijkertijd is. 

Waar wij onszelf moeizaam op gang trekken, trekt Gods Woord met ons mee. Dragend, behoedend, zegenend, levengevend en levendmakend. Zijn vitaliteit doserend als een pillendoosje. Teveel daarvan zouden we niet aan kunnen. En elke kerk waar dat Woord van God verkondigd, gevierd en geleefd wordt, is zo vitaal als het Woord zelf. De vraag is alleen, zijn we bereid er gelovig van te snoepen? 

Ik ben zoals gezegd inmiddels 63 jaar. Toen Abraham en Sara – vader en moeder van vele volken – ruim ouder waren dan ik, braken zij hun tenten op en trokken naar het land van belofte, overeenkomstig het Woord dat tot hen gesproken had.

Sara werd zwanger en baarde Abraham op zijn oude dag (100 jaar) een zoon, op de vastgestelde tijd, die God hem had genoemd (Gen. 21, 2)

Jesaja 40, 29-31a

Driesterrengeloof ⛪️⛪️⛪️

Mag ik je uitnodigen? Om samen met mij uit eten te gaan? Ik hoor je al enthousiast ‘ja’ zeggen. En misschien wordt het enthousiasme nog groter als ik voorstel om dat in een driesterrenrestaurant te doen. Want daar kom je niet vaak. Laat ik voor mezelf spreken, ik ben er nog nooit geweest. Een aantal zaken houdt me tegen. Gemiddeld hanteert men in dergelijke restaurants een 8-gangenmenu, las ik op Business Insider Nederland. En de prijs daarvoor is gemiddeld € 250,00. Dat is ongeveer evenveel als de waarde van honderd broden. Omgerekend naar mijn persoonlijk dagelijks gebruik komt dat neer op anderhalf jaar brood op de plank. Als ik alleen op water en brood zou moeten leven, zoals het geval is voor heel veel (te veel) mensen op de wereld, zou het voor een jaar brood kunnen zijn, zonder dat ik uitgehongerd raak. Dus aan zo’n onbezonnen uitgave voor acht liflafjes (n.b. zonder drinken erbij) zal ik me niet snel wagen. Laat staan dat ik je uit ga nodigen voor zo’n exclusief etentje. Helaas dus, je wilde al reageren op mijn uitnodiging, maar zelfs als ik het betalen kan, het is het mij niet waard. 

Dus deze gedachte serveer ik af. En wel met de volgende drie gedachtegangen: te veel liflafjes, te duur en te exclusief. Dit laatste moet ik nog toelichten. Wat exclusief is, zet het gewone buitenspel. Het kan aanleiding zijn om op het gewone neer te kijken. En als dat niet het geval is, omdat je een sterke en evenwichtige persoonlijkheid hebt, het kan anderen met een minder evenwichtige persoonlijkheid het gevoel geven te gewoon te zijn. Dat ze er buiten staan. Dat jouw verhaal over een keer exclusief uit eten gaan, hoe fantastisch ook, je toehoorders onbedoeld naar een plek verwijst waar niemand wil zijn. Naar de restjes van de zogenaamde overdaad, gedumpt in een afvalbak. 

Als het om geloof gaat komt bij mij dezelfde gedachtegang op. Iedereen heeft zo z’n eigen smaak. Bij die smaak hoort een eigen soort menu. In de kerk heet het menu ‘liturgie’.  Daar is op zich niets mis mee. Er dreigt wel iets mis te gaan als de fijnproevers de overhand gaan krijgen. Want dan is het al gauw niet goed genoeg meer. Dan moet er een andere kok – lees: voorganger – aangesteld worden. Eén die de fijnproevers meer naar de mond en de maag praat. En ondertussen wordt het gewone kerkvolk, de gewone gelovige, de niet fijnproever die het prima vindt om met moedermelk gevoed te worden, een plaats gewezen buiten het selecte kerkkoor van fijnproevers. 

Kort geleden las ik dat ‘het beste restaurant ter wereld’ (Noma te Kopenhagen), één met drie Michelinsterren, de deuren gaat sluiten. Omdat de eigenaar-chef de hoge werkdruk niet meer aankan. Omdat hij – niet zijn exclusieve clientèle – de exorbitant hoge prijs niet langer wil betalen. Ik citeer uit het AD: Werkdagen van zestien uur, topkoks die schreeuwen tegen hun personeel en mensen die werken voor te weinig salaris of zelfs geen stagevergoeding krijgen, want zo’n sterrenrestaurant staat zo lekker op je cv. In algemeen jargon heet dat tegenwoordig een onveilige werksfeer en grensoverschrijdend gedrag. 

Opnieuw in diezelfde gedachtengang, ik ervaar dat helaas ook in de kerk. Die onveilige werksfeer. Het gevoel hebben dat je voor de fijnproevers in je gemeente het nooit goed doet. En die druk, die je opgelegd wordt, omdat het aan jou ligt dat de kerk niet meer is wat ze voor de fijnproevers was en moet zijn. Omdat je soms een gang van het liturgische menu overslaat. Omdat de ingrediënten in je preek anders smaken, dan wat men van je gewend is. Omdat het je tussen de vrome fijnproeversneus en -lippen te kennen wordt gegeven dat gastkoks het geloofsvoedsel beter bereiden. Wie durft er nog te werken in de kerk? Die vraag werd onlangs in Trouw gesteld https://www.trouw.nl/cs-b99987e2. Een terechte vraag. 

Die kerk hè, dat is die kerk die altijd maar weer gedenkt, verkondigt en viert met een basismenu van brood en wijn dat haar Eigenaar-chef, Jezus, de Heer, onder de druk van fijnproevers bezweek. Geslagen, als vlees dat mals gemaakt wordt. Vermalen, als verse kruiden om het geheel op smaak te brengen. Bij het vuil gezet, als overblijfsel van een extravagant exclusivisme dat zelfs weigert om de duurbetaalde restjes in een doggybag mee te nemen.

=====

Ik kijk op het liturgische menu. Het is weer bijna tijd voor de viering van de Maaltijd van de Heer. Suurmond schreef in één van zijn vele prachtige columns: Ik let extra op want de vorige keer viel een schaal met brood op de grond. Zo roekeloos is God: als zonlicht strooit hij zich zelfs uit over de vloer. Niks geen exclusiviteit. Gewoon, voedsel voor iedereen. Altijd en overal verkrijgbaar. Van een eeuwenoude kwaliteit waar geen driesterrenrestaurant aan kan tippen. En van een smaak die geen enkele fijnproever ook maar ooit heeft kunnen doorgronden en zal doorgronden.

Mag ik je uitnodigen. Om samen met mij te gaan eten aan de tafel van de Heer?

Als een kind

‘Ik mis je, mijn dominee!’ appte hij mij. Ik kan hem niet meer antwoorden, dat ik hem elke dag zal missen, ‘Onze musicus en organist, André de Jager’.

Als een kind 

Hij ging ons voor
 harmonieerde het leven - 
de grote nood 
in zacht mineur, 
het klein geluk 
in vol majeur.  
Elke toon, iedere tel, 
een wonderlijk minnenspel 
van God en mensen samen.  

Zijn hart sprong op, 
zijn ogen glansden, 
zijn handen streelden, 
zijn voeten dansten. 
Zijn leven was loven 
met snarenspel en orgel 
virtuoos en licht 
spelend als een kind 
voor Gods aangezicht.
 © jd/2302

Zorgen

Moet je je al zo vroeg in het nieuwe jaar zorgen maken? En dat is dan nog maar één ding. Een ander ding is: moet je je zorgen met een ander delen? Iedereen heeft volgens mij genoeg aan zijn eigen zorgen. Zoals elke dag genoeg heeft aan zijn eigen kwaad. Eerst dacht ik nog, moet dat woord wel de blikvanger zijn? Volgens mij zit niemand op zorgen te wachten. Je gaat ze even snel uit de weg, zoals je een bekende met ernstige zorgen schielijk uit de weg gaat, die je in je ooghoeken spot tijdens het winkelen.    

En trouwens, wat zijn zorgen? Het kan zorgen voor, maar het kan ook zorgen om iets of iemand zijn. Is het zorgen voor je dagelijkse brood of zijn het zorgen die je een gevoel geven van ‘uitlandig’ te zijn? Niet thuis in je eigen huis, zeg maar. In de taal van het geloof wordt dat gevoel ook wel ‘ellende’ genoemd. Je weet wel (hoop ik), van de bekende preektrits ‘ellende – verlossing – dankbaarheid’.  

Hoop ik, zette ik tussen haakjes. Maar nu ik erover doordenk, hangen mijn zorgen daarmee samen. Het is een uitlandig gevoel. Het gevoel dat ik niet meer thuis ben in de kerk. Omdat ik geraakt wordt door heel veel mensen die zich al heel lang uitlandig voelen. En daarom niet meer naar de kerk gaan. Omdat ze er niemand meer ontmoeten die van hen houdt. Want dat is toch wat heel erg bij thuis-zijn hoort; de plek waar je ervaart dat er van je gehouden wordt. 

Daarom ga ik ook niet meer naar de kerk. Daarvoor hou ik teveel van mijzelf… 

Hou ik eigenlijk wel van mezelf? Is dat het, waar ik me zorgen om maak? O, ik ellendig mens! Wie zal mij verlossen?

Het raam van de tijd, de deur van nu, een venster op de eeuwigheid

‘De tijd (…) heelt niet. De tijd is slechts een raam waardoor we onze eigen fouten kunnen zien, want dat schijnen de enige dingen te zijn die ons helder voor de geest blijven staan.’

Wat blijft je het langste bij? Dat hangt o.a. af van wie je bent. Hoe je karakter is. Een narcist, bijvoorbeeld, zal zich altijd herinneren hoe geweldig goed hij/ zij is. Een politicus zal zich waarschijnlijk weinig tot niets herinneren sinds de uitvinding van de niet-actieve herinnering. En een mens die aan het verdrietige verloop van dementie onderworpen is, gaat terug tot de allerkleinste herinnering uit een ver verleden en maakt die groot, maar herinnert zich niet meer dat hij die herinnering zojuist voor de honderdste keer die dag met zijn al dan niet aanwezige publiek gedeeld heeft. 

Hoe dan ook, normaal gesproken – maar wat is vandaag nog normaal? – hebben we allemaal een gezonde portie actieve herinneringen. En afhankelijk van je karakter in relatie tot je specifieke ervaringen die onderdeel zijn van je biografie, herinner je je het één meer dan het ander. Karakter en opvoeding spelen daarbij een belangrijke rol. Bij sommigen staan negatieve gebeurtenissen hen helder voor ogen. Sommigen herinneren zich de negatieve ervaringen wel, maar stoppen ze weg achter veel positief lawaai. En er zijn mensen die het gelukt is hun negatieve ervaringen werkelijk weg te stoppen. Vraag je er naar, dan weten ze het niet, zeggen ze dan.

Maar er is een belangrijke factor. En dat is de tijd. Er wordt weleens gezegd, ‘de tijd heelt alle wonden’. In zekere zin is dat zo. De wonden helen. Toch blijven die zichtbaar. Ze zijn zichtbaar als door een raam in de tijd en ze herinneren ons aan wat er is gebeurd. Weggestopt of niet weggestopt. Want de tijd doet z’n werk. Langzaam maar zeker wordt de tijd een raam waardoor we meer en meer onze fouten gaan zien. 

Iemand zei me eens vlak voor zijn dood: “Ik heb dingen gedaan die niet goed zijn. En ik kan ze je niet vertellen.” Door het raam van de tijd stonden ze hem pijlijk helder voor ogen. Pijnlijk helder als de strop, scherp als het mes van een guillotine op de oordeelsdag van een ter dood veroordeelde. En inderdaad, wat we door dat tijdsraam zien, zijn vooral de eigen fouten. Die staan ons helder voor de geest. Die ballen samen tot twee vuisten. De ene heet schuld, de andere schaamte. En elke slag die ze slaan is raak. 

Maar de tijd is meer dan een raam. Ze is ook een deur. Een toegang tot de ruimte die we door het raam zien. De toegang tot je eigen fouten die je door het raam van de tijd helder voor ogen gesteld worden. Die deur binnen gaan geeft je de gelegenheid om je eigen fouten op te ruimen. Om de wonden die ze slaan te verbinden. Door jezelf te vergeven. Het valt mij op dat gelovige mensen vaak God bidden om vergeving. En ondertussen kunnen ze jaren lang God blijven vragen om vergeving voor dezelfde fouten. Alsof God vergeten zou zijn dat Hij nog wat te vergeven had. Dat komt, omdat we maar heel moeilijk in staat zijn om onze eigen fouten onszelf te vergeven. Omdat we zelf moeilijk in staat zijn tot een gezonde dosis eigenliefde. 

Al in heel wat situaties heeft God door alle tijden heen Zijn Woord ons voor ogen gesteld. Als het gaat om jezelf te leren vergeven kunnen de woorden uit  Klaagliederen 3, 22-23 ons te hulp komen: 

De HEER bewijst zijn liefde: wij zijn nog in leven! Zijn ontferming kent geen einde.

Elke morgen schenkt Hij nieuwe weldaden. – Veelvuldig blijkt uw trouw!

Bij God gaat het niet om het leven in het verleden. Wij zijn nog in leven! Het gaat om nu. Niet om gisteren. Niet om de resultaten uit het verleden. Elke dag begint met nieuwe weldaden van God. Vergeving op vergeving. Gisteren is voorbij. Als we dat verstaan kan het ons helpen om door de deur van het nu de ruimte in te stappen, die we door het raam van de tijd waarnemen, en om daar onze eigen fouten op te ruimen die in al hun wanstaltigheid tentoongesteld liggen. 

Als dat gedaan is kan de deur achter ons gesloten worden. En een venster wordt geopend. Een venster op de eeuwigheid. 

If God had wanted man to fly

Samen met de vrouw die met een dominee getrouwd is, zat ik in het Duitse Sauerland in een lichtsauna, omgeven door een heerlijke warmtedeken van 65 °C. Gaandeweg het half uurtje dat ik van dit warme welzijn genoot, veranderde de lichtkleuren van rood, naar paars, naar geel, naar groen, naar blauw en weer naar rood, of zoiets. Ik vroeg mijn saunagenoot, die meer verstand heeft van dergelijk licht: “Waarom zou dat licht telkens van kleur veranderen?” Ze zei: “Volgens mij is dat om je inspiratie te stimuleren. Je krijgt creatieve gedachten.” Toen stokte ons gesprek. Op dat soort ‘wellness wetenschap’ ben ik niet aangelegd. Wat mij restte was mijn tijd gedachteloos uitzitten, wat overigens geen straf was. 

Later, na het ijskoude dompelbad wat wel het gevoel van straf gaf, lag ik bij te komen in de rustruimte. Ineens, zomaar ‘aus Blaue hinein’, moest ik denken aan een quote uit de James Bond-film Diamonds Are Forever: ‘If God had wanted man to fly, he would’ve given him wings.’ Ik dacht er wat op door:

Goede voornemens would wants

  • Als God gewild had dat we zouden roken, dan had Hij ons een kachelpijp en geen luchtpijp gegeven (voornemen: stoppen met roken).
  • Als God gewild had dat carrière maken ons ultieme levensdoel is, dan had hij ons geen gezin, geen familie en/ of geen vrienden hebben gegeven (voornemen: meer tijd voor mijn gezin/ familie/ vrienden).  
  • Als God gewild had dat ik anders was, dan zou Hij mij wel anders gemaakt hebben (voornemen: jezelf nemen zoals je bent en anderen zoals zij zijn).

Altijddurende would wants

  • Als God gewild had dat we niet zouden geloven, dan zou de aarde plat zijn geweest en het universum eindig.  
  • Als God gewild had dat we niet zouden hopen, dan zou Hij ons geen besef van tijd en een leven zonder toekomst gegeven hebben. 
  • Als God gewild had dat we niet zouden liefhebben, dan zou Hij ons alleen op de wereld hebben gezet, en zonder de schoonheid van al het geschapene. 

Ik keek naar de vrouw naast me, die met een dominee is getrouwd, en ik dacht: ‘Zou ze gelijk hebben gehad met haar wellness wetenschap? Of zou ander licht mij geïnspireerd hebben? 

Niet over één nacht ijs

Zomaar viel ze uit de lucht. De kou. Ze deed zich voor als vorst. Want het was vorstelijk koud. Een wonder! Van taal, welteverstaan. Want terwijl kou vrouwelijk uit de lucht valt, wordt ze zomaar als vorst laag bij de grond mannelijk. Voor zo’n taalverschijnsel bestaat geen goed woord, geloof ik, maar goed, zo belangrijk is dat ook niet. Even plotseling als de kou uit de lucht viel was de kou ook weer uit de lucht. Slechts een paar nachtjes ijs en het was weer voorbij. 

Het was dat typische fenomeen waarover ik, na een nacht van acht graden onder nul, overdag bij acht graden boven nul over na moest denken. Als in een melancholieke mijmering. Buiten wilde het maar niet licht worden. De regen besproeide de nog bevroren aarde met warm water, zo leek het. En weg was het ijs. En de ijspret. 

Geloof is ook zo’n typisch fenomeen. Een wonder van meer dan taal. Want wat ons als goddelijk heil uit de hemel valt, wordt zomaar als Kind levend Woord op aarde. Daar is wel een goed woord voor. Verzoening. Omdat God in Jezus Christus de wereld met zichzelf verzoent! Is dat belangrijk?

Nog even de vergelijking met het fenomeen van kou en vorst en de snel voorbijgaande ijspret. Ons geloof in een goddelijk Kind, vrede op aarde, verzoening, en alles wat daarbij hoort, vertrekt vaak met de snelheid van de eerste vuurpijl die de hemel inschiet nog voor het nieuwe jaar aanbreekt. Slechts een paar dagen geloof en dan is het weer voorbij met de pret. 

Godzijdank hangt verzoening niet af van ons geloof. God gaat wat dat betreft niet over één nacht ijs. Zijn geloof is zo groot en duurzaam als Zijn welbehagen in mensen is.