Het heilige gebeurt. Deze titel ontleen ik vrij aan en met respect voor de studie van prof. Gerrit Immink, waarover hij schrijft in zijn gelijknamige boek. Verder dan dat ga ik niet. Dat wil zeggen, wat verder volgt is geen recensie of samenvatting van dat boek, maar een bijzondere ervaring van het heilige dat gebeurt. 

We waren inmiddels vijf, misschien wel zes keer, als een Jozua en het volk Israël rond de muren van Jericho, om de basiliek heen getrokken. Want als mijn vrouw iets in haar hoofd heeft bijt ze zich er in vast. Dan houdt ze vol. Ze wilde de basiliek met z’n imposante toren en zijbeuken van binnen zien, hoe dan ook. “Het kan toch niet zo zijn dat de kerk gesloten is, (m)opperde ze na de eerste rondgang. En bij de derde rondgang legde ze haar oor tegen de deur. “Hoor dan, het orgel speelt.” Ik was al te moe om tegen te werpen dat vermoedelijk niet het orgel speelt, maar dat het waarschijnlijker is dat een organist het orgel bespeelt. Elke deur werd hoe dan ook met hernieuwde moed beproefd. Van de grootste tot de kleinste toe. Maar ze bleven op slot. Ik had me er allang bij neer gelegd. De terrasjes voor de kerk lonkten. Het gouden monnikennat had ik al verschillende keren veelbelovend zien schuimen. 

Toen ik richting de eerste de beste vrije plek koerste, hoorde ik een mengeling van knarsen, piepen en opgewonden kreten achter mij. Het zal toch niet…, dacht ik. Maar jawel, bij haar zevende rondgang waren dan wel niet de muren ingestort, maar was wel een klein deurtje opengegaan. Een jonge vrouw stapte naar buiten, samen met een klein kind aan de hand. Ik haastte mij terug. De vrouw bleek niet de organist te zijn, maar de vrouw van de organist. “Helaas, nee”, zei ze. Ze moest weg en we konden niet naar binnen. Hoewel ze enige haast had, stond ze ons hartelijk te woord. Ze nodigde ons uit om de volgende dag naar de mis te komen. Ik gaf aan dat dat ons niet uitkwam. “Ik moet zelf ergens in een dienst voorgaan”, zei ik. “Ah, bent u dominee dan?” De sleutel ging weer richting het slot en ondanks haar haast liet ze ons even binnen. 

Kippenvel kwam direct op. De prachtige hoog gewelfde basiliek, de warme lichtkleuren die door de gebrandschilderde ramen vielen en de klare klanken van het orgel tilden mij op. Als op engelenvleugels. Mijn vrouw vroeg of ik het hoorde? En toen was ik er. Bij de uitvaart van mijn moeder. Ik voelde de linkervoorzijde van de kist weer op mijn schouder duwen toen wij, haar vier zonen en twee schoonzonen, haar uitdroegen. Op de klanken van engelenmuziek. Ooit door Ennio Morricone meesterlijk gecomponeerd voor de film The Mission. Gabriëls Oboe. Nu in de basiliek even meesterlijk uitgevoerd door de organist.

En even was ik weer dichtbij haar. Zo dichtbij als toen we haar uitdroegen. Zo dichtbij als de hemel bij de aarde kan komen. Zo dichtbij als de verbondenheid waarover Jezus spreekt als hij zegt: God nu is niet een God van de doden, maar van de levenden, want voor Hem leven zij allen (Lc. 20, 38)

Zo dichtbij als een deurtje dat openging en het heilige dat gebeurt. Omdat mijn vrouw met een heilige – haast zelotische –  ijver vol bleef houden. Maar bovenal, omdat de Heilige zelf leeft en werkt door de kracht van zijn Geest. 

Plaats een reactie